Oh, en als je tijdens het plannen nog een plek zoekt om een nachtje comfortabel te slapen – soms heb je gewoon behoefte aan een warm bed en een douche zonder muntjes – dan ben ik zelf wel eens beland op https://le-france-hotel.com. Pure toevalligheid, maar dat soort kleine stops kunnen een roadtrip echt relaxter maken.

1. De Dolomieten (Italië) – ruige toppen en turquoise meren

Franchement, de Dolomieten blijven me verrassen. Zelfs als je er al geweest bent. De eerste keer dat ik Lago di Carezza zag, dacht ik serieus dat iemand het water Photoshop-blauw had gemaakt. Als je een week hebt, kun je makkelijk een lus doen langs de beroemde Drei Zinnen, de Passo Gardena en de Val di Funes.

Rijden in dit gebied vraagt soms wat geduld – haarspeldbochten waarbij je even twijfelt of je busje het wel trekt – maar het uitzicht maakt alles goed. En jij, heb je ooit in de ochtendmist tussen de rotstorens gestaan ? Dat moment waarop de zon zich net laat zien is magisch.

2. Zuid-Noorwegen – fjorden, rustige wegen en frisse berglucht

Als je het niet erg vindt om wat kilometers te maken (en ja, Noorwegen is nooit “om de hoek”), dan is Zuid-Noorwegen echt de moeite. De route tussen Stavanger en Bergen is perfect voor een week. Je hebt fjorden waar je uren naar kunt staren, watervallen die letterlijk naast de weg naar beneden knallen, en die typische Noorse hutten met gras op het dak.

Ik vind vooral de Preikestolen-hike een must. Niet te lang, niet te technisch, maar het uitzicht… eerlijk, mijn knieën trilden een beetje toen ik boven aan de rand stond. Misschien omdat ik teveel naar beneden keek, who knows.

3. Slovenië – compact, groen en ideaal voor een korte trip

Slovenië is een van die landen waarvan je denkt : hoe kan dit zo klein zijn en toch zoveel variëren ? In een week pak je makkelijk de Soča-vallei mee, met dat bijna lichtgevende turquoise water, plus het Triglav National Park en misschien nog wat wijnregio’s als Vipava.

Bled ken je vast, maar persoonlijk vond ik Bohinj rustiger en mooier. Je kunt er kajakken, rond het meer wandelen of gewoon op een steiger zitten met je voeten in het water. Klinkt simpel, maar dat zijn vaak de momenten die je onthoudt.

4. De Schotse Hooglanden – wild, winderig en heerlijk ruig

Misschien niet het zonnigste deel van Europa – oké, meestal juist niet – maar de Highlands hebben een sfeer die je nergens anders vindt. De North Coast 500 wordt steeds populairder, maar zelfs met wat meer reizigers blijft de route indrukwekkend.

Glencoe is zo’n plek die je overvalt. Je rijdt erdoorheen en ineens hangt er een soort mysterie in de lucht. En eerlijk, soms regent het daar zo hard dat je je afvraagt waarom je hier ook alweer was… tot de wolken openbreken en je die enorme valleien ziet. Dan weet je het weer.

5. De Franse Alpen – gletsjers, passen en rustige bivakplekken

Voor wie niet te ver wil rijden maar toch dat echte “hooggebergtegevoel” zoekt, zijn de Franse Alpen ideaal. De Route des Grandes Alpes is vrij iconisch en perfect te doen in zeven dagen. Col du Galibier, Col de l’Iseran, Lac de Roselend… elke dag voelt als een mini-expeditie.

Wat ik leuk vind aan deze regio is dat je makkelijk kleine weggetjes vindt waar je ’s avonds met je busje kunt staan, met uitzicht op een vallei waar misschien nog één marmot rond hobbelt. Rust, bergen, frisse lucht – meer heb je soms niet nodig.

Welke roadtrip kies jij ?

Europa is eigenlijk één grote speeltuin voor natuurliefhebbers. Het moeilijke is niet “waar ga ik naartoe ?”, maar eerder “welke laat ik deze keer nog even wachten ?”. Misschien hou je van fjorden, misschien van groene valleien of juist van rotsachtige passen.

En jij ? Waar zou je een week lang willen rondtoeren, raampjes open, playlist aan, nergens naartoe hoeven behalve de volgende mooie plek ? Als je al een favoriet hebt, stuur hem door – ik ben altijd benieuwd naar nieuwe ideeën.

Een week door Nederland reizen met je camper klinkt misschien “te dichtbij” om echt avontuur te voelen… maar eerlijk, ik ben elke keer weer verbaasd hoeveel variatie je in zo’n klein landje kunt proppen. Breed strand, mistige bossen, oude vestingstadjes, dijken waar de wind je bijna omver blaast — alles ligt op een uurtje of twee van elkaar. Perfect voor een compacte roadtrip dus.

En als je onderweg even geen zin hebt in weer een camping of camperplaats, maar juist een comfortabel bed wilt, kun je altijd uitwijken naar een hotel. Ik check zelf soms opties via https://hotelwelcome.net om te kijken wat er op de route ligt — gewoon handig om achter de hand te hebben.

Dag 1 — Van Amsterdam naar Waterland: polders, rust en kleine dorpen

Start je reis niet midden in de hoofdstad (druk, weinig plek), maar trek meteen richting Waterland. In tien minuten zit je tussen de rietkragen en de koeien. Monnickendam en Broek in Waterland zijn van die dorpen waar je even denkt dat de tijd stil is blijven staan.

Parkeren kan rondom Monnickendam verrassend makkelijk, maar zoek wel een officiële camperplek: de dijkweggetjes zijn smal en bewoners reageren terecht wat gevoelig op wildparkeren. Wandelschoenen aan, stukje dijk lopen, klaar. Persoonlijk vind ik de avondstilte daar goud waard.

Dag 2 — Marken en Volendam: rustige ochtend, toeristische middag

Rijd vroeg naar Marken. Rond 9 uur heb je het fotogenieke haventje nog bijna voor jezelf. De houten huizen, de smalle steegjes — je kent de foto’s vast, maar in het echt voelt het net iets intiemer.

Daarna richting Volendam. Ja, het is toeristisch, maar soms is dat gewoon leuk. Een haring happen aan de haven, even rondslenteren. Tip: parkeer je camper iets buiten het centrum, de straten zijn er smal en vol.

Dag 3 — Friesland in: Lemmer en het IJsselmeer

Op naar het noorden. De rit langs het IJsselmeer is eerlijk gezegd één van de meest relaxte van het land. Lemmer is een fijne stop: water, boten, terrassen. Het voelt een tikkie vakantie-achtig, zelfs op een doordeweekse dag.

Zoek een camperplaats aan het water. Met een beetje geluk hoor je ’s nachts alleen het klotsen tegen de steigers. Dat is zo’n detail dat bij mij altijd blijft hangen.

Dag 4 — Nationaal Park Drents-Friese Wold: bos, heide en zandverstuivingen

Vandaag echt de natuur in. Het Drents-Friese Wold is groot, stil en soms verrassend leeg. Ik vind vooral de overgang tussen heide en open zandvlaktes magisch bij ochtendlicht.

Er zijn meerdere camperplaatsen, maar die bij Appelscha is praktisch en dicht bij wandelroutes. Fiets mee? Je gaat ervan genieten — het netwerk daar is bijna eindeloos.

Dag 5 — Giethoorn en Weerribben-Wieden: waterdorp en moerasland

Giethoorn in de ochtend is prima te doen. Kom je na 12 uur… tja, dan vaar je waarschijnlijk in een file van fluisterbootjes.

Mijn advies: bezoek het dorp snel, pik de sfeer mee, en trek dan de Weerribben in. Kano’s huren is hier bijna een must. Je glijdt door rietlanden waar je letterlijk niemand tegenkomt. Je hoort alleen vogels en af en toe het tikken van je peddel tegen de boot — heerlijk.

Dag 6 — Veluwe: grote bossen, wilde dieren en rustige wegen

De Veluwe is een roadtrip-klassieker. Niet voor niets. Of je nu naar Radio Kootwijk rijdt (dat futuristische gebouw midden in de leegte blijft intrigerend) of de bossen rond Hoenderloo induikt, het voelt meteen ruimer.

Wilde zwijnen of edelherten spotten is geen garantie, maar ik heb ze hier vaker gezien dan ergens anders. Rij wel rustig: ze steken soms echt onverwacht over.

Dag 7 — Utrechtse Heuvelrug en terug richting Amsterdam

Sluit je week af in de Utrechtse Heuvelrug. Bossen, kleine stijgingen (oké, “heuvels”), mooie uitzichtpunten. Doorn en Amerongen zijn perfecte laatste stops: gezellige dorpskernen en goede plekken om nog één wandeling te pakken.

Terug naar Amsterdam is vanuit hier zo gepiept. Fijn einde van een ronde die verrassend divers voelt, ook al heb je het land niet eens uit gehad.

Praktische tips voor deze route

Beste reistijd: voorjaar en nazomer. Juli/augustus kan druk zijn rond de bekende hotspots.

Parkeren met camper: Nederland is streng op wildkamperen. Check altijd officiële camperplaatsen en lokale regels.

Afstanden: alles ligt relatief dicht bij elkaar. 1 à 2 uur rijden per dag is meer dan genoeg.

Weer: neem regenopties mee. Nederland blijft Nederland… een droge week is een kleine jackpot.

Is deze route iets voor jou?

Als je zin hebt in korte afstanden, veel variatie en vooral die typische mix van water, dijkjes en bossen, dan is deze 7-daagse route echt een fijne instap. En misschien herken je het gevoel: hoe vaker je in Nederland rondreist, hoe meer je denkt “hé, ik heb nog lang niet alles gezien”.

Dus ja, ga gewoon. De weg is kort, maar het avontuur absoluut niet.

Normandië is zo’n regio waar je eigenlijk nooit verkeerd zit. De kliffen, de appelgaarden, die kleine havens waar je even blijft hangen… alles voelt dichtbij en toch totaal anders dan thuis. En eerlijk: het is een perfecte bestemming voor wie met een campervan reist en op zoek is naar rust. Niet de drukke mega-campings, maar van die plekken waar je ’s avonds alleen wat meeuwen hoort en verder helemaal niets.

Maar goed, soms wil je ook gewoon een warme douche of een fatsoenlijk bed nemen. Ik heb zelf al eens gekozen voor een korte hotelstop – en de site https://www.le-bon-hotel.fr gaf toen prima opties in de buurt. Misschien handig als jij onderweg ook zo’n “oké, vannacht even luxe”-moment hebt.

Waarom Normandië zo lekker werkt in een campervan

Frans, maar niet té ver rijden. Ruig, maar toch makkelijk toegankelijk. De afstanden zijn kort: van de kliffen van Étretat naar de rustige valleien van de Suisse Normande zit je in een goede anderhalf uur. Daardoor kun je zonder stress een route maken die zowel natuur als kleine stadjes meepakt.

En nog iets: Normandië heeft behoorlijk wat officiële camperplaatsen, plus rustige parkeerzones buiten de grote badplaatsen. Je moet soms even zoeken (en soms omrijden – ja, dat overkomt iedereen), maar echt: je vindt bijna altijd een rustige spot.

Een haalbare 4-tot-5-daagse route voor een eerste Normandië-trip

1. Étretat en de Alabasterkust (dag 1)

De iconische bogen van Étretat blijven indrukwekkend, zelfs als je er al tien foto’s van hebt. Ga vroeg in de ochtend; om 9 uur is het licht vaak prachtig zacht. Rond Étretat kun je niet overal blijven staan met een busje, maar net buiten het dorp zijn er kleine parkeerterreinen waar je overdag prima kunt staan. Voor de nacht kies je beter een officiële camperplek iets verderop langs de kust – dat is rustiger én toegelaten.

2. Honfleur en de Seine-estuarium (dag 2)

Honfleur is toeristisch, dat ga ik niet verbloemen. Maar het blijft een heerlijke stad om doorheen te slenteren. De camperplaatsen rond Honfleur liggen niet in het centrum, maar wel op loopafstand. Tip: kom laat in de middag, dan heb je meer kans op een plekje en wordt het rond 20u verrassend stil. Vraag jezelf af: wil je hier echt overnachten, of rijd je liever 15 minuten verder voor meer stilte? Persoonlijk kies ik altijd voor de rust.

3. De invasiestranden en de Côte de Nacre (dag 3)

Van Ouistreham tot Arromanches: er zijn tientallen plekken waar je kunt stoppen, een wandeling maken, een klein museum binnenstappen… Het is een route waar je makkelijk te veel tijd verliest omdat elk dorpje iets heeft. Overnachten kan vaak bij eenvoudige gemeentecampings of bij rustige parkeerzones aan de rand van de dorpen. Niet glamourous, maar wél sereen. En dat wil je toch?

4. Suisse Normande – bochten, bossen en stilte (dag 4)

Zodra je het binnenland in duikt, verandert alles. Groene heuvels, rivieren, kleine dorpjes waar je brood nog écht vers ruikt… Ik vind dit persoonlijk het perfecte deel van Normandië voor wie stilte zoekt. Hier zijn minder klassieke camperplaatsen, maar je vindt er genoeg legale plekken vlakbij wandelroutes. Ga bijvoorbeeld wandelen bij Clécy: de uitzichten boven het dal zijn fantastisch, zeker net voor zonsondergang.

5. Terug richting Caen of Bayeux (dag 5)

Afhankelijk van je route terug kun je kiezen voor een laatste stop in Caen (handig voor boodschappen en water bijvullen) of in Bayeux. Bayeux voelt trouwens altijd verrassend relaxed, zelfs in het hoogseizoen. Een fijne plek om nog even een terrasje te pakken voordat je richting huis rijdt.

Waar kun je het best rustig overnachten met een busje?

Er is geen magische lijst – en als iemand die wél belooft, geloof hem niet. Maar er zijn wél duidelijke vuistregels die in Normandië bijna altijd werken:

• Kies kleine dorpen net buiten de kuststrook. Vaak stiller, vaak goedkoper, vaak fijner.
• Vermijd grote toeristische hotspots voor de nacht. Étretat, Deauville, Arromanches… prachtig overdag, druk ’s avonds.
• Check altijd ter plekke de borden. Normandië is redelijk streng rond natuurgebieden.
• Gemeentecampings zijn je vriend. Vaak simpel, maar rustig en voor een paar euro ben je binnen.

Franchement, de beste plekken ontdek je meestal door een klein zijweggetje te nemen en even te kijken hoe het voelt. Je merkt meteen: “ja, hier blijf ik” of “nope, doorrijden”.

Praktische tips voor een zorgeloze Normandië-trip

• Vermijd juli/augustus als je rust zoekt. Juni en september zijn top.
• Wind! De kust kan stevig waaien. Zet je busje schuin op de wind, het scheelt echt in de nacht.
• Waterpunten vind je vooral bij camperplaatsen en kleine campings. Niet gokken: altijd bijvullen als je de kans hebt.
• Wandelschoenen: neem ze mee. Écht. Je gaat vaker uitstappen dan je denkt.

Is Normandië iets voor jou?

Als je houdt van natuur, korte ritten, veel variatie, en ’s avonds geen drukte? Dan ja, honderd procent. Als je liever dagenlang op één plek staat of een mediterraan klimaat verwacht… misschien niet. Al kan het weer hier je soms positief verrassen.

Hoe dan ook: Normandië blijft een van de makkelijkste en meest dankbare regio’s om met een campervan te ontdekken. Rustige nachten, prachtige routes, en genoeg plekken om even bij te tanken – letterlijk en figuurlijk.

Waarom Normandië zo fijn is voor camperaars

Wat ik persoonlijk top vind aan Normandië? De mix. Je kunt ’s ochtends langs krijtrotsen wandelen, ’s middags in een mini-haven zitten met een galette en ’s avonds wildkampeer-gevoel hebben zonder compleet off-grid te gaan. En het blijft betaalbaar, zeker vergeleken met Bretagne of Zuid-Frankrijk.
En jij, wat zoek jij meestal tijdens een roadtrip ? Rust ? Landschap ? Eten ? (Zelf kies ik meestal… alles tegelijk, ja.)

Onze “geheime” plekjes – niet hyperbekend, wél geweldig

1. Port Racine, het kleinste haventje van Frankrijk

Niet echt een geheim, maar toch opvallend rustig buiten juli–augustus. Het ligt in het noordelijke puntje van de Cotentin. De weg ernaartoe kronkelt door heggetjes en kleine velden. Als je rond zonsondergang komt, hangt er zo’n bijna-stil gevoel dat je denkt : “oké, waarom ken ik dit plekje niet al jaren ?”
Parkeren kan boven het haventje ; niet blijven slapen op de kleine plekken beneden, daar zijn bewoners wat strenger.

2. De Vallei van de Sienne (Vallée de la Sienne)

Veel mensen racen van de Mont-Saint-Michel naar de kust, maar eerlijk… deze groene vallei is zó fijn om even af te remmen. Je hebt er kleine paden langs de rivier, stukken bos die ruiken naar nat mos, en soms kom je uren niemand tegen. Perfect voor wie even “weg van alles” wil zonder ver te rijden.

3. Falaise d’Amont – het rustige zusje van Étretat

Iedereen gaat naar de beroemde boog bij Étretat (en ja, die blijft indrukwekkend). Maar loop eens door tot de Falaise d’Amont. Veel minder volk, zelfde wow-factor. Ik heb daar eens met een thermos koffie gezeten toen de ochtendmist optrok – instant kippenvelmoment.

Weer in Normandië: hoe lees je het (een beetje) slim ?

Franchement, Normandië is geen land van strakblauwe zomers. Het weer verandert soms zo snel dat je denkt dat iemand met afstandsbediening aan het spelen is. Maar er zit toch wat logica in :

• Voorjaarsmaanden: april–mei zijn mild maar grillig. Perfect voor stiltezoekers.
• Zomer: wisselvallig maar meestal prima voor strand + hikes. Wind aan de kust kan je verrassen.
• Herfst: mijn favoriet. Kleuren, ruige golven, lege parkings.
• Winter: niet koud-koud, maar vochtig. Condens in de van ? Ja, reken maar.

Mijn truc ? Ik check altijd de windrichting. Komt de wind van zee, dan weet je dat klifroutes misschien minder chill worden. Komt hij uit het binnenland, dan heb je vaak rustige dagen langs de kust. Klinkt simpel, maar het helpt echt.

Waar kun je lekker en stressvrij overnachten ?

1. Officiële camperplaatsen (aires)

Normandië zit er vol mee. Vaak simpel, soms verrassend mooi. In Saint-Vaast-la-Hougue heb je bijvoorbeeld zo’n aire pal achter de jachthaven. Niet gratis, maar wél uitzicht waar je normaal voor zou moeten reserveren.

2. Gereguleerde parkings langs de kliffen

Rond Cap de la Hague en Cap de Carteret zijn een paar parkings waar “overnachten toegestaan” niet expliciet vermeld staat, maar waar locals zeggen dat overnachten wordt gedoogd zolang je je gedraagt : geen stoelen buiten, geen luifel, geen kampgedrag. Ik doe dat soort plekken altijd met respect – en vertrek vroeg.
En jij, houd jij meer van rustige natuurplekken of slaap je liever dicht bij een dorpje ?

3. Boerenerven via France Passion

Als je graag mensen ontmoet, is dit goud. Je staat op een ciderboerderij, klein kaasbedrijf of appelgaard. Ik ben dol op die ochtendwandeling tussen de boomgaarden, kop koffie in de hand, beetje slaperig. Kleine tip : koop iets bij je gastheer, dat wordt simpelweg verwacht.

Mini-route voor 3 tot 5 dagen (handig als je geen weken hebt)

Dag 1 – Étretat & Falaise d’Amont: start rustig met kliffen en zonsondergang.
Dag 2 – Vallei van de Sienne: bossen, picknick, traag rijden.
Dag 3 – Cotentin noord: Port Racine, Cap de la Hague.
Dag 4 – Carteret & duinen: brede stranden, mooie hikes.
Dag 5 – Terug via binnenland: kaasmarkt in Coutances of een ciderstop.

Laatste tips voor een relaxte trip

• Neem een regenjas mee. Ja, zelfs als de zon schijnt. Echt.
• Vul water zodra je het kunt. Sommige dorpen sluiten kranen op drukke dagen.
• Respecteer stilteplekken – Normandië leeft van rust en natuur.
• En probeer minstens één keer een warme camembert uit de oven. Geen grap.

Normandië is geen regio van “alles moet perfect”. Het is rauw, soms wispelturig, maar juist daardoor zo verslavend voor camperaars. Misschien zie ik je daar ooit staan, ergens aan de rand van een klif met een kop koffie. Zou leuk zijn.

Waarom Scandinavië perfect is voor een camperreis

Scandinavië is gewoon gemaakt voor roadtrips. Ruimte, rust, natuur en vooral : het allemansrecht. Dat betekent dat je (met respect voor de natuur) bijna overal mag kamperen. Geen drukke campings, geen stress. Alleen jij, je busje en een uitzicht waar je stil van wordt. En ja, de wegen zijn in topconditie. Zelfs in het noorden, waar je soms uren rijdt zonder iemand tegen te komen.

De route in grote lijnen

Drie weken is precies genoeg om de highlights te zien zonder te moeten racen. Hier is een route die ik zelf zou aanraden – getest, fijn in balans tussen natuur, stad en pure rust.

Week 1 – Zuid-Noorwegen : fjorden, watervallen en houten huisjes

Start in Oslo. Een paar dagen cultuur, lekker eten (probeer de zalm in Mathallen !) en dan hup, richting het westen. Rijd via Geilo naar de Hardangervidda – een waanzinnig plateau met meren en sneeuw zelfs in juni. Daarna door naar Bergen, de kleurrijke havenstad tussen de bergen.

Tip : neem de Hardangerfjord route. De watervallen daar – vooral Vøringsfossen – zijn indrukwekkend. Overnachten ? Gewoon aan het water. Zet je camper neer, kook buiten en geniet van de stilte.

Week 2 – De Noorse fjorden tot aan Trondheim

Vanuit Bergen rijd je noordwaarts via de Sognefjord, de langste fjord van Noorwegen. Persoonlijk vond ik het stuk bij Flåm en de Nærøyfjord echt magisch. Smalle fjorden, spiegelglad water en bergen die recht uit de zee lijken te groeien.

Neem de ferry naar de overkant – dat is hier deel van de ervaring. En geloof me, zelfs de kortste overtocht voelt als een mini-cruise. Vervolgens via Ålesund (mooiste stad van Noorwegen, geen discussie) naar Trondheim. Compact, levendig, studentenstadje met een relaxte sfeer.

Week 3 – Zweden en Finland : bossen, meren en rust

Vanaf Trondheim steek je de grens over naar Zweden. De landschappen veranderen langzaam : minder fjorden, meer bossen en meren. Rijd via Östersund richting Umeå en daarna de Finse grens over.

Finland is ruiger, stiller. Minder toeristisch ook. Perfect als je echt even wil verdwijnen. In Rovaniemi kun je de poolcirkel oversteken (ja, echt, een must !). En met een beetje geluk spot je er rendieren of zelfs het noorderlicht – al is dat laatste meestal pas vanaf september.

Hoeveel kilometers en wat kost dat ongeveer ?

Reken op zo’n 3500 tot 4000 kilometer in totaal. Dat klinkt veel, maar de wegen zijn zó goed dat het eigenlijk heel relaxed rijdt. Qua kosten : brandstof is prijzig in Noorwegen (rond €2,20/liter in 2025), maar kamperen is vaak gratis dankzij het allemansrecht. Met slim plannen blijft het dus betaalbaar.

Praktische tips voor onderweg

• Tolwegen : in Noorwegen zijn veel wegen automatisch met camera’s. Meld je kenteken vooraf aan via epass24.com.
• Brandstof : tank in Zweden, daar is het goedkoper.
• Weer : neem een regenjas mee. Altijd. Ook in juli.
• Wildkamperen : blijf minstens 150 meter van huizen vandaan en laat geen afval achter. Simpel, maar essentieel.
• Muggen : vooral in Finland – neem DEET of citronella mee. Serieus, je zal me later dankbaar zijn.

Beste reistijd voor deze roadtrip

De maanden juni tot augustus zijn ideaal. Dan zijn de wegen sneeuwvrij en is het weer mild (tussen 15 en 25 graden). De dagen zijn lang – soms eindeloos. In het noorden gaat de zon zelfs niet onder. Echt bizar om om middernacht nog te kunnen wandelen in vol daglicht.

Waarom deze reis je bijblijft

Scandinavië is niet alleen mooi, het verandert iets in je. Je vertraagt. Je voelt weer hoe het is om tijd te hebben. Om te stoppen bij een meer, een duik te nemen en gewoon even niks te doen. Geen wifi, geen drukte. Alleen natuur en stilte. En dat, eerlijk gezegd, is precies waarom ik steeds weer terug wil.

Dus, wat denk je ? Drie weken, een camper, en het noorden dat op je wacht. Klinkt goed, toch ?